Renault Mégane R.S. 280 EDC

De Mégane R.S. van de derde generatie stond bekend als de ultieme hot hatch voor mensen die rijgedrag voorop stellen. De Mégane van de vierde generatie heeft dus een bijzonder grote opdracht want de concurrentie in het segment is ondertussen moordend geworden. Denken we maar aan de ‘klassieke’ concurrenten als de Ford Focus RS of Honda Civic Type R maar ook aan nieuwkomers als de Hyundai i30 N die meteen indruk maakten.

Beginnen we dan met het uiterlijk van de wagen dat we zonder meer als geslaagd kunnen beschouwen. De R.S. valt meteen op door de brede wielkasten, de wijd gapende luchthappers vooraan en de diffusor met centrale uitlaat achteraan.

Maar de echte sterkte van een R.S. is natuurlijk het chassis en ophanging, en dat is bij de Mégane IV niet anders. Renault Sport heeft specifieke schokdempers ontwikkeld met hydraulische druklagers die stuiterende wielen beter weet op te vangen. De grootste revolutie is de vierwielsturing, wat uniek is in deze klasse. Onder 60 km/h en 100 km/h in race modus draaien de achterwielen in de tegenovergestelde richting van de voorwielen. Daardoor krijg je een kleinere draaicirkel en wordt onderstuur ingeperkt. Ga je sneller dan bovengenoemde snelheden draaien de achterwielen mee in dezelfde richting van de voorwielen wat zorgt voor een betere stabiliteit. Het zorgt ervoor dat je wel even moet wennen eer je voluit kan gaan in de Mégane.

Het duurde enige tijd eer we snapten hoe je het beste uit de vierwielsturing kan halen. Het voelt aan alsof de achterkant al aan het glijden is en het is de kunst om de mentale klik te maken om dan blijven gas te geven. De limiet ligt verder dan je denkt en het vergt wat oefening om te vinden waar de grens dan precies ligt. Het is een aparte ervaring meer eenmaal je het onder de knie hebt, een hele leuke. Want, de grens, die ligt bij deze versie zonder Cup chassis al heel ver. Deze R.S. had soms wat lastig om vlot te kunnen accelereren uit een bocht, maar daarbij moeten we ook vermelden dat deze stond op winterbanden en geen sperdifferentieel heeft. Dat blijft voorbehouden voor de versie met Cup chassis en wat ons betreft een absolute nobrainer om aan te vinken in de optielijst.

De motor is grotendeels dezelfde 1.8 turbo als van in de Alpine A110 en levert hier 280 pk en 490 Nm. Dat maakt hem zo’n 30 pk en 50Nm sterker als de originele Mégane 3 RS. De CO2 uitstaat daalt met zo’n 40 gram. Een turbogat is bij deze 1.8 quasi afwezig en trekt vrij gretig tot zo’n 6000 toeren. De oude 2 liter had een groter turbogat, maar ook een pak meer emotie met de typische sound van de blazende turbo. Dit blokt voelt wat braafjes aan.

De EDC uit de titel slaat natuurlijk op de automatische versnellingsbak die vanaf deze generatie ook beschikbaar is op de R.S. Bij normaal rijden doet die prima zijn werk maar gebruik je de wagen meer waarvoor hij gemaakt is zal je al snel overschakelen naar manueel schakelen met de flippers. In hoge toeren raakt de software wat in de war en is het aangenamer om het heft in eigen handen te nemen. Gelukkig kan je ook nog kiezen voor een manuele bak.

Waar de vorige RS nogal een pain in the ass kon zijn op gebied van comfort zit je met de nieuwe generatie met een veel betere allrounder. De wagen is vrij comfortabel te noemen . Er zijn verschillende rijmodi beschikbaar, gaande van comfort tot race, elk met hun invloed op de versnellingsbak en uitlaat. Jammer van de duidelijk hoorbare ‘audio tuning’ van de uitlaat in de audioboxen, het voelt net wat te fake aan.

Waar we bij de Alpine nog bijzonder onder de indruk waren van het verbruik is het bij de Mégane een ander verhaal. Renault geeft een gemiddeld verbruik op van 7l/100 km maar tijdens een eco-run raakten we niet lager dan 8,5 liter. Gemiddeld zaten we na 4 dagen op 12 liter per 100 km/h.

De eerste indrukken waren niet overweldigend, om niet te zeggen teleurstellend, van de Mégane. Het prijskaartje van €40 500 helpt daar ook niet bij. Het hardcore kantje van de vorige generatie is verdwenen. De wagen is in de loop van de tijd wel gegroeid en dat is voornamelijk te danken aan de vierwielsturing dat een absolute meerwaarde is. Rekening houdende dat dit de meest ‘softe’ versie is zonder Cup chassis kunnen we besluiten dat de basis dik in orde is, maar dat Renault ook nog wel wat ruimte heeft om de wagen fijn te slijpen.